Geloofwaardigheid
Nu ik wat meer wetenschappers in de praktijk tegenkom, zie ik af en toe een bijzondere bezorgdheid langskomen bij wetenschappers: hoe ze niet willen “gebruikt” worden om praktijkmensen die pseudo-wetenschap bedrijven “geloofwaardigheid” te geven. Maar dergelijke uitspraken tonen eigenlijk alleen maar hoezeer we dichter naar elkaar toe moeten werken.
Ik begrijp de weerstand tegen al wie woorden gebruikt als “alfa”, “dominantie”, “respect” enzovoort. Ik begrijp de weerstand tegen pseudo-wetenschap. Ik sta helemaal achter de doelstellingen van “equitation science”. Ik vind het fantastisch dat wetenschappers naar de praktijk toe stappen en hun inzichten in mensentaal vertalen. Ik vind dat álle mensen met hun neus op de kurkdroge feiten moeten gedrukt worden over wat ze wérkelijk paarden aandoen, tegenover wat ze dénken dat ze met paarden doen. Niets heeft mijn inzicht in trainen, ethiek en cognitie van het paard zó helder gemaakt als leertheorie.
Dat inzicht kwam echter NIET van wetenschappers. Het kwam van praktijkmensen.
Het begon bij mensen die een groot intuïtief gevoel hadden voor negatieve bekrachtiging (en positief straffen), maar die begrippen gebruikten als “leiderschap” en “respect”. Eigenlijk leerde ik assertiviteit. Ik leerde mij losmaken van de mainstream manègementaliteit waar diegene die het langste, de meeste of de duurste paarden heeft altijd gelijk heeft. Ik speelde de “seven games”, maar wat ik wérkelijk leerde was mij los te maken van al wat andere mensen “wisten”, wat ook hun bronnen zijn.
Sommige paardenmensen leerden me mededogen en onthechting. Om paarden te zien waar zij waren, en van daaruit te vertrekken, zonder emoties of aannames. Mensen als Tom Dorrance leerden me om ook ménsen te zien zonder oordeel, waar zij waren, en van daaruit te vertrekken, zonder emoties of aannames – Ray Hunt had daar een mooie oneliner over: “i don’t know where i’m going, but i’m not lost”. Zo zie ik paarden, en mensen: ze zijn waar ze zijn, en als ik ze meewil in mijn verhaal is het aan mij om vanuit hun beleving te vertrekken.
Ik leerde dat dressuur niet was wat ik meestal als “dressuur” gepresenteerd zag (ik leerde overigens hetzelfde over western), van, jawel, dressuurjuffen – grappig, een beetje zoals ik nu leer dat wetenschap niet altijd wetenschap is. Duitse, Nederlandse, Franse, klassieke en tussen-dressuurtaal, en biomechanica. En hoe het paard daaronder gewoon hetzelfde paard is. Dat het paard altijd gelijk heeft, whatever het merk zadel op z’n rug. Dat het paard altijd eerst moét komen, want dat je als lesgever vaker wel dan niet z’n enige advocaat, zelfs bondgenoot bent. Hoe verpletterend die verantwoordelijkheid wel is, en hoe het meer wel dan niet rechtstreeks snijdt in je portemonnee, want die wordt gevuld door mensen, niet door paarden. Het is geen comfortabele boodschap.
Toen kwamen de wolvenmensen, de berenmensen, de dolfijnenmensen. Van hén leerde ik leertheorie, BAM, meteen vanaf de eerste dag. Het gevoel dat ik die allereerste keer kreeg noemde ik toen, en nu nog steeds jetlag.
Voor het eerst leerde ik dat er iemand inzat, daarbinnen, en dat ik kon werken met die iemand zélf, niet met alleen het lijf van die iemand. Iemand die mij zo fascineerde dat ik wel moést bijleren over operant conditioneren, intermediate bridges, counterconditioning, DROs, DRLs en DRIs. Van alle dingen die ik heb geleerd sinds ik op m’n 11de verjaardag voor het eerst op een paard mocht, heeft niets me zo geraakt als die idiote methode die clickertraining heet, omdat het een sleutel bleek. Kinship with all life. Wij zijn allemaal dezelfden, menselijke en niet-menselijke dieren, met dezelfde motivaties. Natuurlijk zitten er gradaties in allerlei vermogens – dat is juist het fascinerende, het wonder, dat je contact maakt met de aliens, dat je daar deel mag van uitmaken op een manier die het leven zélf raakt.
Wat ik weet van wetenschap heb ik dus niet van wetenschappers geleerd.
Nu kijk ik naar wetenschappers die denken dat zij het zijn die geloofwaardigheid leveren aan praktijkmensen die hun best doen om de niet-gemakkelijke begrippen rond leertheorie mee te geven in hun dagdagelijkse praktijk, aan mensen die van die planeten komen waar “alfa”, “dominantie”, en “respect” dé zekerheden zijn. Zoals het voor mij ooit was.
Ik zie wetenschappers die, ondanks dat ze zwaaien met research, ook hun eigen geloofssystemen hebben ontwikkeld. Ik zie wetenschappers een filmpje presenteren waar iemand het aloude “approach&retreat” toont en dat habituatie noemt, terwijl ik toch eerder een doelbewust trainingsproces van negatieve bekrachtiging zie (habituatie is géén trainingsmethode. Habituatie is niet-associatief en niet-operant, zoals een paard in een wei met een passerende trein. Dit filmpje toont een àndere wetenschapper – overigens iemand waar ik groot respect voor heb vanwege zijn onderzoek rond poisoned cues – die het zelfde warm water heruitvindt met eigen woorden). Ik zie een wetenschapper die zich laat gebruiken door praktijkmensen op hele dure paarden om er geloofwaardigheid aan te ontlenen, zelfs al toont die praktijkmens openlijk en in zijn bijzijn een techniek waar de wetenschapper zich uitdrukkelijk tegen uitspreekt – alleen niet op dat moment. Ik zie een wetenschapper in een praktijkdemonstratie zéggen dat het het loslaten is dat leert, maar zelf niet loslaten. Ik zie wetenschappers die een heleboel research niet kennen, of die rustig alle research negeren die niet bij hun eigen verhaal past. Ik zie wetenschappers conclusies aan een onderzoek verbinden dat op z’n minst een bedenkelijke opstelling heeft. Ik zie ook wetenschappers die een hele grote praktijkwereld met sterk ontwikkelde, “evidence-based” praktijkmethodes links laten liggen, misschien gewoon omdat die mensen dolfijnen trainen en geen paarden.
Ach, wetenschappers zijn ook maar praktijkmensen.
Aanvulling: de bijdrage van wetenschap om eerlijker en ethischer paarden te trainen vind ik onmisbaar – ik zou geen “research”-hoofdstuk hebben als ik dat niet geloofde. Zonder wetenschap was leertheorie nooit zo elegant en werkbaar geformuleerd als het nu is. Een organisatie als Ises doet schitterend werk. Maar: geloofwaardigheid is iets dat individueel wordt verdiend, en dat niet kan ontleend worden aan een universitair diploma. Ook wetenschappers maken individuele keuzes en lopen in gelijkaardige valkuilen als ‘gewone’ mensen. Niets menselijks is hen vreemd.