Den Door’n
Toen ik lang, lang geleden maar blééf zeuren bij mijn ouders om toch maar op een paard te mogen, was ik de enige in de familie. Geen zus of broer, nicht of neef, nonkel (‘oom’, voor de Nederlanders onder ons) of tante ver of dichtbij wou nog maar in de buurt van een paard komen.
Wel, als ik van één ding spijt heb, is het dat ik mijn grootmoeder (bomma, mijn vader’s moeder) niet véél meer gevraagd heb over mijn overgrootvader, Eleodoor Vienne, of ‘den Door’n van Leanders’ zoals hij genoemd werd.
Door’n (1866-1919) was veehandelaar, in Beernem. En zot van paarden. Mijn bomma vertelde fier dat ze de enigen waren die met de koets naar de kerk gingen, op zondag, behalve de dokter en de notaris.
Door’n verkocht niet alleen steeds meer paarden, hij kocht er ook veel – vooral als iemand anders hem voorbijstak, dan werd het paard prompt verkocht en kwam er een sneller paard in de plaats.
Dit paard hier op de foto is waarschijnlijk Orlando, zijn lievelingspaard; hij ging ermee op wedstrijd, military.
’t Bloed kruipt (galoppeert?) waar het niet gaan kan, of met andere woorden: dit hier allemaal is dus zijn schuld.