10 vragen van twijfelaars
1. Worden paarden niet opdringering van voedselbeloningen?
Jazeker. Geef je paard een paar keer wortels of appels of granen uit de hand en het duurt niet lang of 500 kilo enthousiasme (“méér! méér!”) dendert over je heen, duikt met z’n neus in je jaszak en walst en passant over je tenen. Dat is ontegensprekelijk zo, dat valt niet te ontkennen, het is inderdaad het geval, het is helemaal waar. Erger nog: het escaleert. Wortels en appels en granen zijn duidelijk bijzonder sterke motivators tot “slecht”, maar o zo natuurlijk, gedrag.
Maar die opdringerigheid is juist het beste bewijs dat trainen met voedselbeloningen erg goed werkt. Paarden worden nooit opdringerig omdat ze het wegvallen van druk zo graag hebben! Het is natuurlijk constant opletten, net zoals met kleuters naar de supermarkt gaan, waar het snoep verleidelijk op het onderste schap wordt gelegd. Maar je paard kan het wel degelijk leren, net zoals die kleuters opgroeien tot verantwoordelijke volwassenen die niet met beide handen in de spaghetti-kom duiken zodra die op tafel wordt gezet.
Beleefd blijven als er een worteltje op je hand ligt is niet anders dan beleefd blijven als je met de bak met eten op de wei komt. Dezelfde regels van daar gelden ook bij het aannemen van voedsel uit je hand. Al wat je dus eigenlijk moet doen, is de grenzen een klein beetje verleggen. Maar als je je paard niet vertelt wat de regels zijn, dan zal hij er niet zelf opkomen, want hij zal het invullen met z’n eigen regels. Dus: vertel het hem. “Paard, je mag niet aan het voedsel komen (waar het ook is, wat het ook is, en zelfs als we ver uit elkaar staan en het voedsel ligt in het midden). Je mag ernaar kijken, je mag me laten weten dat je weet dat het er is, maar je mag er geen enkele beweging naartoe maken, behalve als ik zeg dat het mag – en dan mag het alleen op een beleefde en respectvolle manier. En neem geen voedsel aan van iemand anders (zoals kleine kinderen), behalve als ik zeg dat het mag.”
Het beleefd blijven bij voedsel is de tweede oefening die je traint bij clickertraining (na de handtarget). Je zal verbaasd zijn hoe makkelijk je paard het afleert om opdringerig te zijn.
Trainen om niet aan voedsel te komen zonder dat het mag, of om het op een beleefde, niet-opdringerige en respectvolle manier te doen, is een oefening net zoals alle andere. Net zoals al die andere oefeningen beginnen we met kleine stappen, die niet moeilijk zijn – we willen dat het paard slaagt, niet dat het faalt. Precies omdat voedsel zo’n sterke motivator is, zal deze oefening het uiterste van je vragen in verband met timing, gevoel, en evenwicht; die kleine stappen zullen dus ook jou helpen. Als je zelf een fout maakt, is er niks onherstelbaars gebeurd, en kan je gewoon opnieuw beginnen. Net zoals bij al die andere oefeningen is het van belang dat je precies weet wat je wil, en dat je op voorhand een goed beeld hebt van hoe je het gaat aanpakken.
Hoe je er concreet, praktisch aan kan beginnen, vind je uitgebreid, met veel foto’s, oplossingen en alle mogelijke details vooral in Grondwerk met paarden (25€, dat is minder dan een privé-les kost) en elders op deze site.
2. Ik wil dat mijn paard voor mij werkt, en niet voor het voer.
Hoe train je nu?
Als je druk gebruikt om je paard iets te laten doen, en hij doet het, waarom heeft hij het dan gedaan? Omdat je met je stem hebt gezegd hoe goed hij wel was?
Welnee – omdat je de druk hebt laten wegvallen als hij het goed deed. Hij weet immers (hij heeft dat ondervonden door het te proberen) dat als hij NIET reageert op jouw druk, er nog méér druk komt – en dat wil hij vermijden, want dat vindt hij niet prettig. Je maakt het je paard dus onprettig in de hoop iets van hem gedaan te krijgen.
Je zou zelf ook minder graag met je paarden omgaan als er, telkens als je dat niet deed, iemand tegen je aan zou zitten zeuren dat je nu toch echt eens iets met die paarden moet doen. Zeuren is het je zo oncomfortabel maken tot je het doet om van het gezeur af te zijn. Net zoiets is druk gebruiken om dingen van je paard gedaan te krijgen.
Dat voelt niet echt fijn voor je paard, maar gelukkig zijn paarden erg meegaand en vergevingsgezind. Lees maar eens na wat klassieke conditionering daarbij doet.
Druk verhogen als je paard niet op jouw lagere druk reageert (met de zweep slaan omdat hij niet vooruit gaat voor je beenhulp, of fase 2 gebruiken omdat hij niet achterwaarts gaat van fase 1) is per definitie straffend trainen.
Na een tijdje ziet het er uit alsof je paard werkt voor jouw stembeloning, en op een hele lichte cue, maar dat is niet wat er echt gebeurt. Je paard werkt om te vermijden dat hij gestraft wordt als hij niet zou reageren. Het is toch érg dat de grootste beloning voor je paard zou moeten zijn dat je hem naar de wei brengt, kortom – dat je wég van hem bent?
Ik verzin dit niet. Ik ben niet tegen jou en je training. Ik kraak niet iedereen af die het niet met me eens is. Ik vertel je gewoon wat de consequenties van leertheorie zijn. Het is aan jou om te beslissen wat je ermee doet.
Hiermee heb ik niet gezegd dat ik zelf geen druk gebruik. Natuurlijk wel. En ja, ook ik straf, als het nodig is (en dat is, denk ik, twee keer per jaar). Alleen noem ik het tenminste zoals het is.
Ik steek mijn kop niet in het zand: natuurlijk werkt het paard voor het voedsel, net zoals het zal werken voor het wegvallen van druk. In het begin. Het paard werkt omdat het beloond wordt, op wat voor manier dan ook. Ook jij gaat om met je paarden omdat je er iets voor terugkrijgt: een goed gevoel, een grote eigendunk, veel plezier, aanzien, een kick…
Naarmate de oefening beter gekend is en minder moeilijk uitvoerbaar, en naarmate je relatie met je paard groeit, zal het paard minder en minder werken omdat hij van buitenaf iets krijgt (voedsel of rust of aandacht) maar zijn motivatie uit zichzelf halen. Je paard kan leren bewegen omdat bewegen fijn voelt; dat heet ‘Funktionslust’. “Reinforcement is a contingency”, om het met Bob Bailey te zeggen: het gaat óók om het goede gevoel dat de héle trainingssessie geeft.
Dat uit zich in wat de grootste straf is voor clickergetrainde paarden: dat je weggaat. Het ergste wat zo’n paard kan overkomen is dat je met een ànder paard gaat trainen. Ik weet het – het is moeilijk te geloven – en toch is het zo. Als ik train, staan de paarden aan de poort te wachten tot het hun beurt is. Als ik niet zorg dat de omheining in orde is, springen ze in de piste.
3. Sta je je plaats als ranghogere niet af aan je paard als je je voedsel afgeeft?
Geknipt uit een oorspronkelijk topic op Bokt:
“Het is wetenschappelijk?? bewezen dat een paard jou als onderdanige ziet als je voer met hem deelt. Ik heb het ook niet verzonnen maar vind het wel logisch.”
Het is helemáál niet “bewezen” dat een paard jou als onderdanige ziet als je voer met hem deelt. Dat onderzoek zou ik echt wel eens willen zien, want integendeel: rangorde gaat over resource guarding, en niet over dominant ‘leiderschap’ in een soort van vaste hiërarchie.
Inderdaad, het ene paard betaalt een ander paarden niet met worteltjes. Het is wél zo dat de paarden die hoger in rang staan het eerst eten, en het beste gras eten. Ze laten wel -of niet- toe dat de paarden die lager in rang staan mee komen eten.
Maar om te beginnen zijn wij geen paarden, en paarden weten dat. Elke diersoort heeft een plaatsje in de hersenen dat zegt “niet mijn soort”. Rangorde is verder helemaal niet wat mensen er van maken. Rangorde bij paarden is dynamisch en verschilt van moment tot moment en van paard tot paard, ook binnen dezelfde groep. Rangorde is helemaal niet rechtlijnig.
Een kudde bestaat niet omdat er dan rangorde is; een kudde bestaat omdat er dan kan samengewerkt worden. Elk paard heeft echter een of twee “beste maatjes” in de kudde, en daar deelt hij gewoon alles mee – en rang heeft daar niks mee te maken.
Dat kan élke etholoog je vertellen.
Ik begrijp wel dat het vaak zo wordt geformuleerd, omdat het niet altijd makkelijk is om je “leiderschap” te bewaren als je voer in je handen hebt. Ik zet bewust “leiderschap” tussen aanhalingstekens, want als het zo is dat je je “rangplaats als leider” kwijtraakt omdat je een wortel vasthebt, dan moet je denk ik toch eens goed nadenken over hoe het eigenlijk gesteld is met dat leiderschap van jou. Het vraagt namelijk nogal wat leiderschap om je paard te zeggen dat hij niet aan dat voer mag komen, ook al is het onder z’n neus.
Want wie is “de baas” over die wortel? Dat ben jij toch? Jij bepaalt wanneer je paard die wortel krijgt, niet hij.
Maar het moet me van het hart: ik lig niet wakker van rangorde. Rangorde is iets tussen paarden. En het meeste leren gebeurt buiten rangorde-incidenten, net zoals een kleuter leert veters strikken: hij doet dat niet omdat z’n moeder of juf dominant is en hij heeft geleerd submissief te zijn, maar omdat hij wil leren veters strikken, vanuit een heleboel andere motivaties.
Ik lig dus wél wakker van hoe ik m’n beste vriend met gebarentaal (lichaamstaal) duidelijk kan uitleggen wat ik zou willen dat hij voor me deed. En als hij het doet, dan maak ik het fijn voor hem. Dan geef ik hem wat hij het liefst heeft, en dat is erg vaak voer, vooral in het begin.
Ik heb liever dat mijn vriend de dingen voor me wil doen omdat het zo fijn is bij mij, dan omdat hij mij moet gehoorzamen omdat ik de ranghoogste zou zijn.
4. Al dat softe gedoe, ze moeten gewoon luisteren.
“Gewoon luisteren” betekent dat een paard perfect weet wat hij moet doen na een erg precieze cue, hoe hij het moet doen, en bovendien doet hij het onmiddellijk, zonder vertraging, in alle omstandigheden en ondanks afleidingen.
Als een paard niet prompt doet wat je vraagt is het meestal:
- omdat hij het nog niet kan (hij is het nog aan het leren, hij weet niet wat hij moet doen, hij weet niet dat je iets verwacht)
- omdat hij het niet kan in deze omstandigheden (angst, pijn, verward, afgeleid, vermoeid, concurrerende motivators)
- omdat je de vraag niet goed hebt gesteld (onduidelijke cue, onduidelijke verwachtingen, verwarring, je paard reageert niet op de cue die jij denkt te hebben)
Ja, heel soms moet een paard nu eenmaal.
Maar een paard dat altijd prompt doet wat we vragen is eigenlijk gewoon een paard dat “aan de hulpen” staat, of, om het met een meer wetenschappelijke term te zeggen: onder stimuluscontrole staat. Een kwestie van training, dus, niet een kwestie van dwang.
5. Paarden kunnen niet gemotiveerd worden door voedsel.
Het bijzondere is dat dit argument vaak wordt aangehaald net na het argument dat paarden er opdringerig van worden! Waarom worden paarden (prooidieren!) opdringerig voor voedsel in handen van de mens (de zogenaamde roofdieren dan!), als ze er dan toch niet zo in geïnteresseerd zijn, of er geen risico’s voor zouden willen nemen?
Misschien is de prooidier-roofdiertheorie niet echt zo belangrijk in de mens-paard-relatie als wel eens wordt beweerd. Ik vind niet dat je dieren (en mensen) zomaar zwart/wit kan indelen in roofdieren en prooidieren: de meeste dieren zijn zowel prooi- als roofdieren. Paarden zijn natuurlijk wél grazers, die in principe 16 van de 24 uur grazen. De zo ongeveer allerprimairste behoefte van elk levend wezen (of het nu prooi- of roofdier is) is: in leven blijven. Alle levende wezens zijn dus per definitie in bijzondere mate geïnteresseerd in voedsel. Sommige dieren moeten er hard voor werken, andere dieren hebben het makkelijker; maar de primaire interesse heeft niets te maken met het feit op welke manier het voedsel beschikbaar is of niet. Sommige grazers leven in heel schaarse gebieden, sommige vleeseters hebben prooien à volonté.
Ik kan natuurlijk niet in het hoofd van paarden kijken. Maar doe eens een andere denkoefening. Waar zou volgende redenering je kunnen brengen… Paarden grazen elke dag in hun wei. Daar krijgen ze nooit genoeg van! Ze worden voortdurend bevestigd in hun graasgedrag – kleine beetjes gras, de hele dag door, en ze worden het nooit moe. Hun hele lichaam, hun hele spijsverteringsstelsel is erop ingesteld om kleine hoeveelheidjes voedsel te krijgen; ze werken de hele dag door en worden letterlijk slechts met mondjesmaat beloond met hele kleine stukjes gras. Enfin, dat is een tegenargument dat ik iemand hoorde gebruiken, ik vond het wel grappig. En misschien nog zo gek niet.
Is “comfort/rust” geen grotere behoefte voor een paard dan voedsel?
Met andere woorden: werkt negatieve bekrachtiging beter dan positieve bekrachtiging? Alweer: het hangt er van af. Alles komt neer op motivatie. Soms zal een paard zich eerder beloond voelen door voedsel, soms door het wegvallen van druk. Wie slim is, combineert dus, vooral bij de moeilijkere dingen.
Ook in de natuur lopen allerlei vormen van operant conditioneren in elkaar over. Een paard dat heel hongerig is, wil heel wat ongemak doorstaan om toch maar bij het gras aan de overkant te geraken. Een paard dat zich heel onveilig voelt is niet eens in staat om op dat moment te eten.
Ik heb ook al als argument horen aandragen dat “rust” voor het paard belangrijker is dan voedsel omdat het altijd “bezig moet zijn” om aan voldoende voedsel te geraken. Meestal staat ergens hoger of lager dan ook wel het zichzelf tegensprekende argument dat paarden prooidieren zijn, en dus niet gemotiveerd zijn door voedsel omdat ze “er niets voor moeten doen en het altijd beschikbaar is”. En je komt ook weer het tegenargument tegen dat paarden nooit genoeg krijgen van dat beetje gras, ook al moeten ze de hele dag grazen ;-).
Geknipt uit een oorspronkelijk topic op Bokt:
Ik heb zo het gevoel dat je met Parelli begonnen bent. Daarom zou ik graag iets voor je citeren, uit een email naar mij door David Lichman, 5 sterren-instructeur bij Parelli: “”I believe that Parelli has moved dramatically towards positive reinforcement using food rewards – especially in the case of what they metaphorically call the Left Brained Introvert horse… the horse that doesn’t really want to move his feet for you, and has the “What’s in it for me?” attitude. Punishing or using negative reinforcement more violently often makes things much worse with these horses.”
Ik heb die evolutie doorheen de jaren gezien, bij Parelli – van “paarden worden gemotiveerd door veiligheid” naar “paarden worden gemotiveerd door veiligheid en voedsel“. Waarom denk je dat dat er staat?
Let wel: ik zeg niet dat druk “fout” is. Helemààl niet – soms is druk de snelste en meest efficiente weg om iets te bereiken, en het paard houdt er geen trauma’s aan over, echt niet. Wat ik wél zeg is dat je potverdorie goed moet weten waar je mee bezig bent als je druk gebruikt. Je wordt een véél betere trainer als je eerst weet hoeveel je kan gedaan krijgen zonder druk te gebruiken – en het is énorm veel. Pas als je dan druk gaat gebruiken, zie je beter het mechanisme achter hoe druk (en vooral: loslaten, en de timing daarvan) eigenlijk werkt. Helemààl als je op een slimme manier gaat combineren.
6. Ik zie alleen maar kunstjes met clickertraining, je kan het niet gebruiken bij échte paardentraining.
…je kan het niet gebruiken bij échte paardentraining.
Misschien bedoel je dat de meeste mensen die clickertrainen bezig zijn met vrijheidsdressuur en grondwerk, en niet met rijden? Waarmee je meteen vrijheidsdressuur en grondwerk als ‘kunstjes’ bestempelt, maar piaffe of over 1.30m springen niet?
Dit is net zoiets als zeggen “dressuur is onzin, kijk maar eens hoeveel mensen alleen maar trail rijden, tegenover die paar mensen die Grand Prix rijden” of “PNH is een slecht systeem, want ze hebben vooral Level Eeners”.
Clickertraining is geen trainingssysteem, het is een verduidelijkingsstrategie. Mensen die gaan clickeren, doen dat meestal omdat hun rijden niet vanzelf gaat of omdat het hen niet interesseert – anders zouden ze al wel in de Grand Prix gezeten hebben. Maar ze ontdekken wél ineens hoe makkelijk het is om hun paarden zonder aan te raken allerlei dingetjes te gaan leren die voorheen als “moeilijk trainbaar” werden gezien. Zoals een paard laten apporteren, bijvoorbeeld. Ineens is dat allemaal gemakkelijk, en bovendien blijken paarden een heel hoog puppy-gehalte te hebben: de meesten vinden het fantastisch om te doen, die “onnozele spelletjes”. Als mijn paard graag met plastieken zakjes schudt (ze heeft het notabene zelf verzonnen), wie ben ik dan om te zeggen dat dat niet ‘hoort” als paard, dat dat “dom” is, of “nutteloos”? Wat is “échte” paardentraining? Voor het paard maakt het geen verschil of je hem leert voetballen of appuyeren.
Het is wél waar dat niet zóveel mensen clickertrainend rijden. Als je hier in België of Nederland een demo ziet van clickertraining, gaat het over de basics ervan, de principes. Dat komt natuurlijk omdat het hier zo nieuw is, het gáát gewoon nog om die basisprincipes. Er zijn gewoon nog niet genoeg mensen met clickertraining bezig om een breed publiek te entertainen met voortgezet werk. Ik kan mij voorstellen dat sommige mensen nu dus zeggen “tof, maar je kan er niks nuttigs mee doen”. Andere mensen zien dat wel, die zien de grote lijnen.
Je vindt alles over clickerend rijden in het ‘Rijwerk’-hoofdstuk van deze site.
En laat ons ondertussen even een paar voorbeelden aanhalen van mensen die “échte” paardentraining doen, en dat toch combineren met clickertraining:
- Steffen Peters, (US) Olympisch dressuurruiter, wereldbekerhouder dressuur 2009, en clickertrainer – zoals meer mensen in de Amerikaanse Olympische teams, o.m. Sue Blinks;
- Kyra Kirkland (Denemarken, dressuur) gebruikt “brrrrp” als bridge;
- Beezie Patton- Maddon en haar echtgenoot John Maddon (US), Olympische springruiters (download de pdf “motivating Cibor“)
- David Lichman, Parelli Natural Horsemanship trainer heeft clinics gevolgd en gegeven samen met zeeleeuwentrainsters.
Als dat niet voldoende voor je is, dan heb ik nog wel een wetenschappelijk argument voor je, waarom je als dressuurder of springer of barrelracer het misschien toch nog zo geen slecht idee is om je paard te leren apporteren. Het blijkt namelijk dat paarden leren leren – dat wil zeggen, hoe meer verschillende dingen ze leren, hoe sneller ze het volgende nieuwe ding leren. Als je dus je paard leert apporteren, kegels aanraken of wit en blauw uit elkaar kennen, dan helpt je dat om sneller de piaffe te leren.
Kijk ook hier (filmpjes) voor alle mogelijke voorbeelden.
Lees ook: A Review of Learning Behavior in Horses and its Application in Horse Training (pdf).
PS. Natuurlijk is het zo dat je clickertraining meestal ziet in een soort van combinatie met vrijheidsdressuur-oefeningen. De opkomst van vrijheidsdressuur is een vloek en een zegen geweest voor clikcertraining: een zegen omdat het clickertraining heel snel op het voorplan heeft gebracht, maar een vloek, omdat de clickertraining die je er meestal ziet 1/ beperkt blijft tot de oefeningetjes en 2/ meestal een verbasterde vorm is waarbij veel irritaie, druk en zwepen worden gebruikt.
7. Clickertraining is onnatuurlijk want je gebruikt geen paardentaal/lichaamstaal.
Kijk eens naar deze filmpjes, en vertel me dan waar je geen lichaamstaal zag.
Ja, de bridge is geen lichaamstaal, dat is (meestal) een geluid (tenzij je een doof paard hebt, dan kan je een aanraking gebruiken, bijvoorbeeld). Maar de gevraagde oefening van je paard gedaan krijgen, dat moet nog steeds gewoon met gebarentaal (tenzij een voorwerp je cue is, zoals een voetbal of een matje), want we spreken nu eenmaal geen paardentaal.
Je lokt gedrag uit (lichaamstaal!) -> paard doet de oefening -> jij bridget -> paard stopt met de oefening -> jij geeft de beloning (lichaamstaal!)
8. Hoe kan ik nu op tijd een worteltje geven als ik aan het springen ben?
Net dezelfde vraag hadden de eerste dolfijnentrainers. Hoe kan je nu een worteltje geven op het moment dat een dolfijn hoog daarboven door een hoepel gaat?
En dus gebruiken ze een bridge (een click of een kort woord). Ga maar eens kijken naar een zeehonden- of dolfijnenshow (lees deze disclaimer). Je hoort een fluitje op het moment dat de dolfijn door de hoepel gaat. Pas daarna gaat de dolfijn z’n visje halen.
Net daarom, omdat je geen beloning kan geven op het moment dat je over de hindernis heengaat, gebruik je dat korte geluidje dat een bridge heet, en dat zegt “dit doe je goed”, hierna komt je beloning”. Uiteraard zorg je dat je op dat moment ook alle ruimte vooraan aan je paard geeft en goed meegaat met je zit en handen, zodat hij ook negatief bekrachtigd wordt door hert wegvallen van de druk. Maar tegelijk bridge je dus, en als je paard over de hindernis heen is krijgt hij een extra wortelschijfje. En van daaruit bouw je op, tot je een heel parcours springt zonder zelfs maar te bridgen.
9. Clickertraining is alleen maar worteltjes uitdelen. Je mag niet werken met druk.
Soms horen mensen me vertellen wat de gevolgen zijn van het leren met aversieve druk (zoals wijken voor druk, straffen enzovoort) en begrijpen ze daaruit dat ik tégen het gebruik van druk ben. Maar dat is niet waar. Ik hou van dansen, en bij dansen gebruikt de leidende partner druk, en de volgende partner vindt dat niet erg. Druk is niet per definitie ‘slecht’: het hangt van de voorgeschiedenis en de context af.
Misschien is het het eenvoudigste om hiermee te beginnen: clickertraining is NIET hetzelfde als positieve bekrachtiging (“worteltjes uitdelen”). Natuurlijk zijn er clickertrainers die zich vooral daarmee bezighouden, en als je je dier niet berijdt (honden, dolfijnen, zeeleeuwen, beren, krabben,…) dan is dat nog vol te houden ook. Clickertraining maakt wel vooral gebruik van positieve bekrachtiging.
Clickertraining baseert zich op de VIER kwadranten van operante conditionering. Plus klassieke conditionering, habituatie, sociale facilitatie, sociaal leren, ethologische motivators… het komt er allemaal bij.
Bovendien gebruikt clickertraining de bridge (overbruggingssignaal: click, ex of wat dan ook) om voor het paard te benadrukken “dat heb je goed gedaan”. Daarna volgt de beloning – voedsel, of teugels loslaten, of het terug naar de weidemaatjes gaan, of niet op de trailer moeten. Dat wat het paard op dat moment de beloning vindt – ook als dat géén voer is.
Omdat je echter positieve bekrachtiging en de bridge leert gebruiken, ga je anders aankijken tegen een heleboel dingen die voorheen standaard-oplossingen voor je waren.
Juist omdat de weg belangrijker is dan het einddoel – de oefening op zich – gebruik ik liever verschillende manieren om een paard te motiveren, in plaats van enkel druk, en nog eens druk, en nog een beetje meer druk. Ik verhoog liever de motivatie van het paard aan de kant van de beloning, dan aan de kant van de druk.
Je leert een paard dus hetzelfde met als zonder clicker, alleen, omdat je paard de bridge al kent van een aantal introducerende “spelletjes” en je dus een ijzersterke tool hebt om de goeie dingen extra te benadrukken, lijkt het me bijzonder consequent om het wegvallen van de druk samen te laten vallen met de bridge, en in de goeie gevallen nog eens extra met voedsel te belonen.
Maar de motivatie van je paard hangt niet af van de aversiviteit van de druk. Het hangt er van af hoe goed het paard de bridge kent en heeft geleerd dat als jij iets verandert, hij met (door de trainer begeleide) ideeën op de proppen moet komen tot hij de bridge hoort. De druk als cue voor “verander iets”. Die voorgeschiedenis voorkomt dat je de druk moet verhogen als je paard het niet doet – je kan er gewoon op wachten, hij vindt het wel. En dan kan jij bridgen, en belonen.
Dat betekent uiteraard niet dat ik nooit druk gebruik. Het zou zelfs kunnen dat ik veel meer druk gebruik dan de eigenaar in kwestie zelf zou willen doen.
Als ik een paard achteruit wil, dan denk ik eerst en vooral – hmmm, wat wil ik nu eigenlijk bereiken met dat achteruit gaan. Daarvan hangt de keuze af, niet omgekeerd. Dus het zou kunnen dat ik een paard met touw en alles wat ik in me heb achteruit drijf. Met de boodschap “blijf uit mijn ruimte, NU”, omdat ik het liever in één keer duidelijk maak dat mijn veiligheid eerst komt. Overkomt me twee keer per jaar of zo.
Dat is iets anders dan een paard leren uit mijn ruimte te blijven: een zeer wezenlijk verschil met enorme consequenties in hoe ik daaraan begin.
10. Weer iets nieuws, is clickertraining geen modegril?
Is clickertraining nieuw? Ja en nee.
Clickertraining is voor de ene helft niets meer dan gestructureerd trainen, in kleine, logische stappen en vaak belonen met wat het paard een beloning vindt. Dat wil toch iedereen? De oude meesters schreven het ook allemaal neer, inclusief Xenophon die z’n eigen leermeester citeert als hij zegt dat een paard dat met sporen en slagen wordt getraind, niet mooier is dan een balletdanser die heeft leren dansen onder dreiging van een zweep. Met iets lekkers belonen is zo oud als de mens dieren traint.
Dat is dus niet nieuw – alleen passen we het meestal niet zo consequent toe als we allemaal roepen. Bij clickertraining wordt dus wél consequent en uitdrukkelijk beloond, elke keer. We walk the talk.
De andere helft van clickertraining gaat om het woord ‘clicker’ – maar met ‘clicker’ wordt de bridge bedoeld. Een bridge gebruiken is niet nieuw, wel de efficiënte inzet ervan. We roepen allemáál “goed zo!” als ons paard iets goeds heeft gedaan. De bridge is niet meer dan een perfect getimede versie van “goed zo!” roepen op het juiste moment, en is dus eigenlijk simpelweg zo oud als de mensheid, vanaf het moment dat de ene mens hardop tegen de ander zei “dat heb je goed gedaan”.
Skinner, de super-behaviorist (clickertraining is overigens veel meer dan zijn ouderwetse radikaal behaviorisme, laat daar geen misverstanden over bestaan) merkte bij z’n onderzoeken naar leren in de jaren ’20 al hoe snel z’n duiven en ratten begonnen te reageren op de korte lichtsignalen of geluiden die de komst van de beloning aankondigden – of hoe klassieke en operanteconditionering elkaar versterkten. Z’n studenten, de Bailey’s, zetten het labo-werk om naar een praktische trainingsmethode en trainden met hun bedrijf Animal Behavior Enterprises sinds de jaren ’40 15.000 dieren van 150 diersoorten. Met clickertraining, dus, alleen heette het toen nog niet zo.
Wie daar natuurlijk meteen op sprong, was het Amerikaanse leger: dolfijnen werden getraind om te ontmijnen, raven om te spioneren, duiven om bommen te geleiden. En dat doet het nog steeds. Met clickertraining.
“Clickertraining” als benaming op zich is redelijk nieuw: “slechts” 20 jaar. De term werd voor het eerst vastgelegd door Gary Wilkes, een hondentrainer, en onmiddellijk door Karen Pryor opgepikt. Over de hele wereld worden nu meer en meer zoodieren getraind, en zo waaide het over naar de hondentraining, en van daaruit naar alle andere soorten dieren.
Ik denk dat het bij paarden wat begon te vertrekken rond ‘97, al zullen er natuurlijk wel losse gevallen zijn geweest al lang daarvoor, zoals blijkt uit het boek van Shawna Karrasch. Ikzelf hoorde voor het eerst over clickertraining van Alexandra Kurland in ’96, op de moeder van alle horsemanshiplijsten, de rec.group die gewoon “horsemanship” heette en waar alle “nh”-stromingen samenkwamen (dat kon toen nog, het hokjesdenken was veel minder strikt toen).
Ik had toen té veel vooroordelen over clickertraining (en wat ik à la Dorrance deed werkte voor mij goed genoeg) om het toen ernstig te overwegen of het zelfs maar te proberen – hoewel ik Kurlands’ boek prompt kocht toen het in ’98 verscheen. Het duurde tot 1999, toen ik Kayce Cover leerde kennen, voor ik er wérkelijk mee aan de slag ging.
De laatste vier-vijf jaar boomt clickertraining, maar eigenlijk is iedereen die clickertraining gebruikt met z’n paard nog steeds een pionier.
We hebben space shuttles, magnetrons, printers die 3D protheses printen en neurobiologie. Hoog tijd dus dat ook paarden trainen wat meegaat met de tijd.