10 vragen van beginnende clickertrainers
1. Hoe kan ik met clickertraining beginnen?
Je begint best met grondwerk. Er zijn verschillende startpunten die je allemaal hier beschreven vindt. Er is zelfs een uitgebreide, gratis online cursus op deze site!
2. Kan ik met elke paard aan clickertraining doen?
Simpel antwoord: ja.
Je kan er heel jong mee beginnen, alleen moet je rekening houden met de beperkte concentratie-mogelijkheden als ze jong zijn. Probeer sowieso in sessies van 10-15 minuten te werken (doelstelling is 10 minuten, maar je wil ook op een goed punt stoppen). Voor ze 3 jaar zijn zou ik gewoon stoppen bij de minste vooruitgang, en maximaal zo’n 2-3 sessies na elkaar doen.
Het ene paard is speels , het andere ‘serieus’. Kan ik met beide clickertraining doen?
Met clickertraining heb je bij elk paard meer tools om iets uitgelegd te krijgen, dus in die zin is het zinvol bij elk paard.
Je kan het doen met lichte druk als aanwijzing. Dit geeft je een meer gemotiveerd paard (dan als je enkel met negatieve bekrachtiging zou werken), en geeft je ook meer tools om je gedrag te finetunen (niet enkel dat ze de beweging doen, maar ook goed en snel enmet hun volle aandacht erbij).
Anderzijds is het wel zo dat zaken waar de mensen ‘waauw’ van zeggen, vaak dingen zijn die zuiver met positieve bekrachtiging aangeleerd worden (apporteren, discriminatie, …). Je presenteert dan je paard een puzzel, en hij moet zelf nadenken om de oplossing te vinden. Dit vraagt dus paarden die voor zichzelf nadenken en initiatief nemen. Een paard dat 10 jaar aan één stuk enkel braaf heeft mogen doen wat hem gevraagd werd, en niks anders heeft mogen doen, gaat het hier moeilijk mee hebben, en zal minder initiatief tonen en dus minder makkelijk ver geraken in zulke oefeningen.
Maar een paard kan dit leren. Er bestaat zoiets als “leren leren”: hoe meer hij zulke puzzels krijgt, hoe beter hij wordt in deze oplossen.
Dus ja, naar mijn gevoel zijn er paarden die verder geraken dan andere. Wat niet wegneemt dat het een zeer krachtige tool is voor elk paard.
3. Ik wil zo geen mechanische clicker gebruiken!
En dat hoeft dus ook niet.
Ik gebruik zelf geen clicker, maar mensen mogen van mij gebruiken wat ze willen.
Er zijn mensen die de clicker beter vinden, die gebruiken dus de clicker. Er zijn veel argumenten waarom een clicker beter werkt, onder meer dat het een droger geluid is dat beter onderscheidbaar is. Er is bovendien een onderzoek geweest (Clicker Bridging Stimulus Efficacy, je kan de pdf downloaden) waaruit blijkt dat het geluid van de clicker bij andere gebieden in de hersenen aankomen dan de stem; en dat trainen met een clicker sneller gaat dan trainen met de stem.
Vooral bij het lange teugel- of lange lijnenwerk, longeren en rijden heb ik toch liever beide handen vrij. Onze handen moeten een soms heel subtief gevoel doorheen teugels en touwen sturen, en dan zit zo’n clicker in de weg. En dus vind ik m’n stem wel zo handig :-). Ik heb die altijd bij, ik heb m’n handen altijd vrij, en ik kan stilletjes “X” zeggen voor een “gewone” uitvoering maar ik kan ook heel hard “X!” roepen. Ik ben emotioneel, en mijn paarden ook. Ik heb het gevoel dat ze perfect het onderscheid maken tussen die kleine xjes en de grote Xen. Ze weten wel of ik het maar gewoontjes vond, of juist super. Mijn emotie is ook informatie.
Het moeilijkste van de stem gebruiken is je bridge kort genoeg te houden, zodat je precies bent. En er wordt ook gezegd dat je bridge juist niet emotioneel mag zijn, maar dat zijn allemaal dingen die je kan oefenen als je ze belangrijk vindt. Je eigen lichaamstaal moet je zowiezo leren controleren, dus dat gaat in één moeite mee.
4. Mijn paard wordt er zo hyperactief van.
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een paard hyperactief wordt.
Je paard weet niet wat hij moet doen, en dus doet hij al de rest.
Je paard vertelt je dat hij heeft begrepen dat als hij iets doet, dat jij dan gaat bridgen en hij dan een beloning krijgt. Alleen is hij er nog niet achter wát hij precies moet doen, en hij probeert dus allerlei dingen die voordien hebben gewerkt, of dingen die hij al lang kent. Dat gebeurt als je een nieuwe oefening vraagt die net wat te moeilijk is, of je geeft een onduidelijke cue zodat hij niet goed weet wat je wil, of een verwarrende cue waarbij bijvoorbeeld je target in tegenstelling is met je lichaamstaal.
De sleutel ligt er in om zélf preciezer te worden in hoe je elke oefening vraagt, in kleinere stappen te werken die makkelijker begrijpbaar zijn voor je paard (zet ‘m op voor succes!) en sneller te belonen – maar dan wel alleen voor die dingen die hij goéd doet, en niet omdat je van z’n hyperactiviteit af wil zijn. Als je hem vlug-vlug beloont omdat hij zo hyper is, beloon je precies wat je niet wil hebben. Blijf kalm, gefocust en precies in wat je wil.
Om je een voorbeeld te geven: als een paard zijn verdiende voedselbeloning niet netjes aanneemt dan krijgt hij niets. Ik zie vaak genoeg dat er toch beloond wordt, en dan wordt het niet netjes aannemen natuurlijk gewoon bekrachtigd. Terwijl als je je paard leert dat hij pas zijn beloning krijgt als hij twee passen achterwaarts zet en het rustig aanneemt, dat ook heel snel begrijpt.
Wie ooit geloofde dat clickertraining niets te maken heeft met lichaamstaal, is op zo’n momenten prompt van dat vooroordeel genezen.
De oefeningen staan nog niet onder stimuluscontrole.
Als beginnende clickertrainer verbaast het je dat paarden oefeningen zo snel kunnen leren, precies omdat ze die grote motivatie tonen om aan dat worteltje te komen. Het is erg gemakkelijk om gedrag te krijgen, maar nog niet zo gemakkelijk om al dat nieuwe gedrag onder controle te krijgen. Je hebt veel oefeningen, maar ze staan nog niet op cue.
Jij en alleen jij bepaalt wat de oefening is voor een cue, en wanneer een oefening goed genoeg uitgevoerd is om te belonen. Als jij beloont op het moment dat de oefening voor jou onvoldoende was, namelijk snel “afgeraffeld”, dan zeg je tegen je paard dat het ok is dat hij de oefening snel afraffelt. Als jij pas beloont als hij het weloverwogen, serieus, rustig en helemaal correct uitvoert en pas ná dat je de cue hebt gegeven, dan zal je paard leren dat dàt de eis is vooraleer hij zijn beloning krijgt. Paarden leren heel snel dat het niet 80% ok moet zijn, maar 100%.
Je paard leert sneller dan jij traint.
Verder hangt het ook van paard tot paard af. Ik ken paarden die heel langzaam werken, die lang moeten nadenken en waarbij het traintempo héél laag is. Maar ik ken ook super-intelligente en leergierig paarden waar het trainingstempo gewoon te laag ligt.
Zo’n paard is zo ontzettend slim en leert dus zo snel dat het tempo van de clickertraining (eender welke training) door de eigenaar te traag is, waardoor het paard allerlei dingen gaat verzinnen tussen twee oefeningen door. Je moet dan vreselijk snel en geconcentreerd trainen. Terwijl je de voedselbeloning geeft moet je al bijna de cue geven voor de nieuwe oefening (in lussen trainen is erg belangrijk voor dergelijke paarden), anders is hij meteen afgeleid door de omgeving.
Je kan ook een “adhd”-paardje hebben. Het kan zijn dat je na 10 minuten trainen drie keer zo mentaal moe bent als bij een ander paard. Je moet dan echt even uit de piste, nadenken, laten bezinken wat je gezien hebt en weer aan de slag. Paardje niet hoor, die staat al weer aan de draad, te kijken over, onder en tussen de draad om bij je te kunnen komen, snel de blaadjes aan de boom die bewegen inspecteren, even achter ander paard aancrossen enzovoort.
Als je dat paard te traag traint, of als hij niet snel genoeg begrijpt wat je wil gaat hij andere dingen verzinnen. En dan krijg je gedrag dat je niet gevraagd hebt, of dan raffelt hij de oefening af.
Dat beloon je dan ook niet, maar het is het signaal dat je gewoon sneller moeten trainen aan de ene kant, en meer kalmerende oefeningen (zoals hoofd laag) moeten inbouwen, waarbij je paard léért om rustig te blijven.
5. Moet je altijd met voer belonen?
Training (leren) kan niet zonder motivatie. Elk gedrag moet op een of andere manier beloond worden, maar dat hoeft niet niet altijd dezelfde beloning te zijn, en kan veranderen met de omstandigheden.
Er zijn primaire, ongeconditioneerde bekrachtigers die iedereen vanzelf wil en niet hoeft te leren (in het geval van positieve bekrachtiging bvb. voedsel, of bij negatieve bekrachtiging het uitoefenen en weer laten wegvallen van druk), en secundaire of geconditioneerde bekrachtigers waarvan de waarde moet geleerd worden, bijvoorbeeld geld.
Er zijn echter ook motivators die niet van buitenaf komen (extrinsiek), maar van binnenuit, zoals favoriete spelletjes, of weer naar een kuddegenoot mogen (intrinsiek).
Jean Donaldson legt verschillende waarden uit bij beloningen:
Motivatie betekent dus niet altijd dat je met primaire bekrachtigers moet werken.
In het filmpje hierboven werkt de vogel voor chocola (primair, extrinsiek), maar de hond voor een spelletje (primair, intrinsiek). En allebei willen ze er meer van.
Chocola is voer, maar een spelletje is een gedrag. Je kan dus het ene gedrag belonen met een andere gedrag, als je paard dat andere gedrag liever doet dan het eerste. Soms wordt dit principe “grootmoeder’s wet” genoemd, omdat (groot-)moeders dit principe van nature inzetten: “je moet eerst je groenten opeten voor je een ijsje mag eten”. Dit heet het Premack-principe (naar David Premack). En je kan ook je paard dus trainen volgens dit principe.
Hoe weet je welk gedrag je paard liever doet? Dat wat het paard zelf spontaan méér zal doen dan het andere, als hij zelf kan kiezen, of wat hij bijvoorbeeld aanbiedt als je niets vraagt. Op die manier kan je dus twee oefeningen aan elkaar koppelen: eerst de moeilijke, en als beloning de gemakkelijke… en pas dan, eventueel, een voerbeloning. Op die manier bouw je gedragskettingen op.
Dit betekent dat je helemaal niet hoeft te straffen om het ene gedrag sterker te maken dan een ander: het leidt namelijk ook naar de ‘evenredigheidswet van bekrachtiging‘, waardoor je simpelweg door het ene gedrag nóg meer dan het andere te belonen dat gedrag sterker maakt. Je kan dus het ene gedrag afleren door een ander gedrag te belonen (differentieel bekrachtigen).
6. Het ging eerst goed, maar nu lukt het niet meer met mijn paard
Je bent enthousiast begonnen met de eerste oefening, de handtarget, en de eerste drie dagen waren geweldig. Maar nu doet hij het niet meer. Je krijgt nog een paar keer een flauwe handtarget, maar dat wortelschijfje heeft z’n magie verloren. En dat is het beste bewijs dat wat er getriggerd wordt met clickertraining niet om het voer gaat, maar om het leren in onafhankelijkheid.
Dat komt omdat je meteen in de grootste valkuil-voor -clickertrainers bent gekukeld: je bent te lang blijven belonen voor iets wat je paard al kan.
Zie je, hersenen – ja, ook die van paarden – zijn gemaakt om te leren. Als er iets nieuws gebeurt, dan wordt dat nieuwe meteen uitgebreid onderzocht. Hoe werkt het? Wanneer werkt het wel, en wat niet? Hoe lang werkt het? …Maar zodra het nieuwe, het onvoorspelbare er af is, is het ook niet interessant meer. Leren gebeurt immers in een ‘flowkanaal’, een concept waar ik elders op deze site en vooral in de ‘Theory of Fun’-cursus dieper op inga.
Je MOET dus criteria verhogen om leren weer fun te laten zijn. Eindeloos hetzelfde herhalen is niet fun.
Heeft je paard het drie keer na elkaar goed gedaan? Dan zak je naar beneden, richting verveling (‘boredom’). Goed, maak het dan moeilijker! Niet te veel, maar net genoeg!
Doet je paard het na drie keer vragen nog steeds niet? Dan drijf je naar boven, richting frustratie. Vraag het anders, of zet een stap terug.
Lees meer in het volgende puntje!
7. Wanneer mag ik dan ophouden met belonen?
Ik kreeg een mail van Martine met een vraag die erg vaak wordt gesteld:
“Nu gaat het aanleren van iets vrij snel, maar waar mijn vraag over gaat is het afbouwen van de beloning bij aangeleerd gedrag.
Op dit moment is het zo dat als ik bijv. haar been omhoog vraag (of voetje) dat ik dan iedere keer yes zeg als ze hem ontspannen blijft omhoog houden. Ze doet dit nog niet perfect, dus ik oefen hier nog mee. Toch vraag ik me af of dit niet al iets vanzelfsprekends is of wordt en of ik het nog wel iedere keer zo moet belonen.
Hetzelfde geldt voor het vastzetten. Toen ik haar net had heeft ze zich een aantal keren losgerukt (klip door) toen ze vast stond. Ze gaat dan hangen en zo veel druk zetten totdat er iets knapt. Ik wil dit niet en zet haar niet meer echt vast (touw alleen ergens over heen slaan). Nu kan ze heel goed blijven staan, maar eigenlijk wil ik dat ze vast kan staan. Het probleem is alleen dat ze op bepaalde momenten weer in haar oude gedrag van met hoofd hoog achteruitlopen vervalt. Ik vraag haar dan weer naar voren, beloon haar (yes, snoepje) maar dan doet ze weer hetzelfde (achteruit gaan). Ik denk soms dat ze achteruitloopt omdat ze dan als ze komt een snoepje krijgt. Zou ze zo slim kunnen zijn? Oftewel, moet ik dit nog wel blijven belonen met yes en voer, of moet dit vanzelfsprekend gedrag zijn wat ze gewoon moet doen?
Ik merk dus dat ik de neiging heb om reeds aangeleerd gedrag wat ik van haar vraag te blijven belonen. Dus bijv. hand aanraken beloon ik iedere keer. Dit zorgt ervoor dat ze nu ook altijd iets verwacht als ik iets vraag. Ze wordt niet echt opdringerig, maar ik merk wel dat ze dan heel graag een snoepje wil. En ik wil eigenlijk niet dat ze alleen iets doet als ze een snoepje krijgt.”
In principe, als je puur met positieve bekrachtiging werkt, houdt de beloning nooit op. Je BLIJFT belonen, anders kom je in extinctie of uitdoving terecht: gedrag dat geen enkele consequentie heeft (niet goed, niet slecht, dus geen straf, noch beloning), dooft ook uit. Denk maar aan een lichtschakelaar: als het licht aangaat, word je beloond – krijg je een schok, dan word je gestraft en ben je niet erg geneigd om de volgende keer wéér aan die schakelaar te komen; maar als er NIETS gebeurt – geen licht, geen schok, dan probeer je een paar keer maar daar hou je ook mee op.
Toch kan je ook dit als een vorm van negatief straffen zien: gedrag dat er al was (en dus voorheen op één of andere manier beloond werd), wordt nu niet meer beloond; de beloning wordt onthouden, en dus ontmoedigd – het gedrag gaat achteruit en houdt uiteindelijk op. Dat is de reden waarom paarden dan geirriteerd gedrag gaan vertonen – het gaat voorbij, maar het duurt even.
Een gedragsverandering vragen kan dus niet zonder beloning – zelfs als je iets wil afleren zal je ander gedrag moeten belonen, tenzij je wil dat je paard helemaal niets meer durft doen.
De theoretische kant vertelt je dus dat belonen nooit ophoudt :-).
Maar waarvoor beloon je?
In de praktijk hangt het niet zozeer samen met het feit dát je elke keer beloont, maar veel meer met dat je de dingen al lang “goed genoeg” vindt. Je krijgt, hoe kan het ook anders, wat je beloont – en beloon je maar half, slordig, rammelend, onzeker, kort gedrag dan krijg je dat dus ook.
Wees dus gewoon preciezer! Beloon alléén maar als JIJ het vraagt, en niet als ze het aanbiedt – dwz gaat ze achteruit op jouw vraag, prima: bridge en beloon. Gaat ze zelf weer achteruit, NEGEER dan. Je hebt niks gevraagd, dus hoeft ze ook niks te krijgen; bevries je houding, voor een seconde of 3. Pas even later vraag je zélf weer het achteruit gaan, met een duidelijke cue. Ze zal al gauw begrijpen dat ze moet wachten op jouw vraag.
Schaaf gedrag dat je vraagt voortdurend bij: achterwaarts gaan is niet meteen weer naar voor komen, maar daar blijven staan, tot je iets anders vraagt – dat wil zeggen, het zou kunnen dat de oefening meteen gedaan is en dat je dus bridget en naar voor mag komen, maar het zou ook kunnen dat ze gewoon moet blijven staan – kort, of lang, dat bepaal JIJ (lang ergens blijven staan moet je waarschijnlijk als een aparte oefening aanbrengen).
Ze mag dus inderdaad verwachten dat ze telkens iets krijgt als jij iets vraagt, maar het is aan jou om steeds méér van haar te verwachten voor ze die bridge hoort.
En ook: waarmee beloon je?
Een tweede ‘hulpstuk’ is dat je een “secundaire bekrachtiger” traint, naast je primaire voedselbeloning. dat je een krabbel geeft op haar lievelingsplek bijvoorbeeld. Dat doe je door eerst die krabbel sàmen met je voer te geven, dan de krabbel eerst te geven kort voor het voer, en daarna “vergeet” je het voer af en toe (maar NIET de krabbel), en vraag je meteen iets anders zodat ze er amper bij stilstaat dat het voer niet gekomen is.
Dat snel iets anders vragen is belangrijk! Geef haar niet de kans om geirriteerd gedrag (omdat ze niks kreeg) te gaan “oefenen” – maar zorg dat ze meteen weer kan “scoren” door iets anders goed te doen waarvoor je dan wél beloond met voer. Voorkóm “fout” gedrag door in de plaats daarvan, vóór dat gebeurt, goed gedrag te vragen.
Verschillende bekrachtigers hebben geeft je de mogelijkheid om bijvoorbeeld het hand aanraken te perfectioneren: als ze komt krijgt ze altijd een beloning, maar alleen voor die waarbij ze snél komt (en later misschien in draf, of zelfs in galop) krijgt ze een wortel – de “gewone” uitvoeringen krijgen een krabbel, of zelfs “maar” je blije goedkeuring.
Die “blije goedkeuring” is héél belangrijk overigens – want dat is de klassieke conditionering die je met je operante conditionering gaat bepalen. Het blije gevoel dat een hele trainingssessie geeft zorgt dat je paard de volgende keer meteen weer vrolijk aan de volgende sessie begint, en is méé beloning voor het geheel. Het is prettig om bij jou te zijn, en dat gevoel kan zo sterk worden dat dat meteen je totaal aan voerbeloningen vermindert, zodat het dan misschien wel LIJKT alsof je weinig beloont, maar in feite wordt je paard aan een stuk door beloond.
Dat is het begin. Als je je in staat voelt om naar wat meer gevorderde, precieze training over te schakelen, lees dan eens bij over beloningsratio’s, lussen, Premack en gedragskettingen.
Een idee dat goedkoper is dan een privéles en je toch bij de les houdt? Denkwerk, bijvoorbeeld.
Het is natuurlijk wél de bedoeling dat je van je getrainde bekrachtigers vanaf komt – anders ga je je hele omgang met het paard lopen trainen, terwijl het toch de bedoeling is gewoon bij je paard te zijn (bewust samen). De échte beloning is het samen dingen doen, genieten van elkaar en met elkaar. Worteltjes, krabbels… ze zijn een tussenstap, een manier om dingen uit te leggen, een middel tot het doel, niet het doel op zich. Je moet dus even veel aandacht besteden aan het afbouwen van clickertraining, als aan het opbouwen!
8. Mag je straf gebruiken als clickertrainer?
Het antwoord is een simpele boutade die ik vaak gebruik: “twee keer per jaar“.
Overigens: positief straffen is niet alleen maar meppen met een zweep, sporen in buiken rammen of een fase 3 gebruiken. Ook “hey!” roepen is positief straffen. De kans dat je nooit zal straffen is dus zo goed als onbestaande, hoe hard je ook bezig bent met enkel te willen belonen.
Ik heb nooit mijn kop in het zand gestoken over het feit dat ik het hele scala gebruik – alleen liggen de onderlinge verhoudingen tussen de quadranten anders. Ik besteed gewoon meer tijd in de hoek van positieve bekrachtiging.
Maar er zijn vast wel mensen die tot hun verbazing/ontzetting al hebben gezien dat ik ook een pàk druk kan gebruiken.
Soms MOET een paard. Simpel. Soms heb je nog niet de kans gehad om je paard iets aan te leren, en haalt de werkelijkheid je in. Soms moet je dan een “window of opportunity” creëren. Een hysterisch paard kan je niets leren; een paard dat zich heeft afgesloten voor al wat erbuiten gebeurt eveneens. Ik denk dat het soms eerlijker is om 1 keer zeer zwart-wit “zoveel als nodig” te gebruiken dan 6 maanden in een grijs gebied te blijven hangen, op voorwaarde dat je timing hebt. Dat je zegt “HEY! Ik ben HIER!” – waarna je kan beginnen trainen.
Of ze zijn aan het methode-hoppen, nergens echt moeite voor doen, een cursus hier, drie weken thuis proberen, het gaat niet vanzelf, volgende methode graag.
Of clickertraining als een quick-fix methode zien omdat hun paard geen voeten geeft, en al de rest hetzelfde blijven doen als altijd al. Of clickertraining gelijk stellen met vrijheidsdressuur.
Veel van deze mensen zien wel de oefeningetjes, maar verwerven geen inzicht. En blijven dus straffen, zonder te beseffen wat ze aan het doen zijn.
Clickertraining gaat echter over leren hoe betere trainers te worden, in plaats van uitsluitend af te hangen van vermijdingsleren. Uiteráárd speelt “gehoorzaamheid” een rol bij leren, maar dat kan je niet alleen krijgen door te gaan dreigen met meer druk of zelfs geweld. Je kan het ook krijgen door zorgvuldig te shapen en precisie en onmiddellijkheid te verwachten vóór je beloont.
Als je de finesses wil oppikken van timing – wat volgens mij één van de essenties is waar het eigenlijk allemaal om draait – dan is clickertraining daar gewoonweg de beste methode voor. Om de méns iets te leren, dus. Een bijzonder fijn bijproduct is dat je gaat inzien hoe druk eigenlijk werkt – en het dus (ethisch en methodisch) beter gaat gebruiken. Het is een pervers idee dat clickertraining zorgt dat je beter leert positief straffen, maar zo werkt het wel.
En wat blijkt dan? Dat positief straffen veel, veel, veel minder hoeft dan je denkt. Zo’n twee keer per jaar, dus. Je kan immers al die dingen die niet dat levensnoodzakelijke “NU!” hebben simpelweg oplossen door een paar stappen terug te zetten, en beter te trainen.
9. Wat doe je als clickertrainer als je paard flipt?
Wat als je paard zo opgewonden is dat hij je niet meer ziet staan, dat hij onbereikbaar is? Wat dan?
Aaaaahh, het eeuwige dilemma tussen nooit druk wil gebruiken aan de ene kant, tegenover het af en toe zo praktische gewoon even meppen aan de andere kant. Wat is het antwoord? Ik denk – alles ertussenin, maar liefst zoveel mogelijk naar die ene kant. Het hangt er dus van af :-).
Als clickeraar begin je zachtjes-zachtjes, in supergecontroleerde omstandigheden, stapje voor stapje, paard heeft altijd de compleet vrije keuze (zo is het immers helemaal in het begin) en alles gaat perfect – en dan kom je ergens anders en BENG – is dàt jouw lieve brave paard? Wat doe je dan?
Mijn paard dat zover heen is dat hij me niet ziet staan? Wat als je niet terug kàn om het langzaam-langzaam op te bouwen?
Dàt is de vraag die nu gesteld wordt, denk ik, en het is een goeie vraag.
En simpel te beantwoorden: de efficientie van je antwoord hangt ervan af van hoe goed je hebt geleerd je paard te lezen en vooral hoe goed je “think-plan-do-EVALUATE” “instant” is geworden, of zoals anderen dat noemen – hoe goed je “gevoel” is.
Think-plan-do-evaluate kan, als je een beetje gewoon bent geworden met paarden te denken, binnen een nanoseconde. Het ziet er niet uit als think-plan-do-evaluate, maar het gebeurt wel. “Natuurlijke” trainers (en ik bedoel mensen met een “natuurlijk” talent) hébben dat gewoon. Ze zien van halve seconde op halve seconde telkens een ander paard, en reageren daar efficiënt op. Als je wat minder ervaring of inzicht hebt dan gaat dat allemaal wat trager en onhandiger, maar daar moet je gewoon doorheen. Je doet maar ervaring op door het te doen (trainen is gewoon werken met twee voeten in de modder, weet je wel). Je hersenen moeten leren rustig blijven, oplossingen afwegen en beslissingen nemen, je lijf moet leren vloeiende efficiënte bewegingen te maken.
Nu voor het praktische antwoord: in dergelijke situaties is voor mij de volgorde lichaam-hersenen-lichaam.
Als mijn paard niet weet dat ik besta, dan doe ik er alles aan om ‘m van me weg te houden, voor m’n eigen veiligheid. Achteruit zetten, op cirkel sturen, met zo weinig mogelijk maar zoveel als nodig. Dat kan véél zijn, en de enige manier is waarschijnlijk druk gebruiken. Als dat lijf maar van je af is, waar je allebei veilig bent.
Ik probeer te bridgen tussendoor, al is het maar voor een oor dat naar je toekomt, of voor het op cirkel gaan bewegen. Als je paard die bridge goed kent (en dit is nu eens iets dat beter werkt met een clicker dan een stem, vrees ik, maar zelf gebruik ik de clicker ook nauwelijks) dan haalt dat geluid je paard snéller terug naar deze wereld.
Misschien hoort m’n paard me eerst niet, maar dat geeft niet. Op een gegeven moment wél – eerst onbewust, en dan bewust, en dat kan je gewoon zien gebeuren. Je kan dus snéller een bewuste kans creëren zodat je paard terugkan, omdat die bridge klassiek geconditioneerd is (en dus ook eigenlijk via het lichaam – meer bepaald via de amygdala in de hersenen – éérst gaat). Je ziet dan het oor naar je toe draaien bij de bridge, maar de rest van het paard gaat gewoon door met “flippen”, om het zo oneerbiedig te noemen.
En dan zie je de overgang: dat de hersenen het lichaam proberen mee te nemen. Ik probeer gewoonlijk via handtarget (overgaan van klassiek naar operant conditioneren); dat is tenslotte de allereerste en dus de allersterkste oefening, die letterlijk betekent “kom bij mij”. Dan zie je zo’n paard de hand vaagweg ongeveer aanraken en dat hij de bridge hoort, zonder dat z’n lichaam al stil kan staan, laat staan een beloning aannemen – verder lukt het nog niet. Er zit gewoon teveel adrenaline in z’n lijf op dat moment, en die zakt trager dan het omhoog schiet.
Maar het komt, gegarandeerd. En in mijn ervaring sneller dan als je alleen maar je paard op cirkels blijft sturen of achterwaarts.
Paarden die eenvoudige bridge-oefeningen kennen reageren dan heel opgelucht op het vragen van die oefeningen. Het is iets dat ze kennen van thuis, het is net hetzelfde als thuis. Päarden houden van routine, en dit is hun routine.
Ik denk dat het in situaties zoals die van Nathalie dubbel zo moeilijk is om efficiënt te reageren. Net zoals je bvb grondwerk doet en dan gaat rijles nemen bij een traditionele rij-instructeur. Of zoals ik me maar half zo efficiënt voel als ik me plots moet bezighouden met een overspannen paard dat geen bridge kent. In dergelijke situaties val je zelf ook terug op slechts de helft van wat je in je werktuigenbak hebt, en je staat daarbij dubbel onder druk om het toch “goed” te doen, het is immers zo menselijk om toe te geven aan de verwachtingen die anderen bij je hebben.
Het kan dus zijn dat je je verloren voelt als je niet op een of andere manier hebt geleerd om met druk en panieksituaties om te gaan. Het is wel degelijk een bewuste keuze. Het is nu eenmaal niet allemaal roze wolkjes, daarbuiten.
10. Kan je paarden verknoeien als je met clickertraining werkt?
Niets is onmogelijk. Het kan op verschillende manieren, en, wat dacht je, het heeft niks met de “methode” te maken maar alles met wie de methode gebruikt.
Aan het andere eind van de clicker staat immers een mens, en mensen staan ervoor bekend dat ze paarden gigantisch kunnen verknoeien.
Stel dat iemand een paard beschadigt door het toedienen van veel druk, omdat hij wil dat het paard ervoor wijkt. Rapporten genoeg daarover, lijkt me, ook “paardvriendelijke” methodes – instructeurs die een halfuur of langer staan te slaan op een paard om het naar links of rechts te krijgen of in de trailer te krijgen (er staan mij een paar zeer concrete voorbeelden voor het oog van mensen waar de meesten onder jullie wel van hebben gehoord). Wat zoiets doet voor een paard, ongeacht hoe je het verpakt in woorden, is niet goed – niet fysiek, maar zeker niet mentaal. Geweld om iets aan te leren is een contradictie. Zodra een paard zich schrap zet (fysiek/mentaal) om de veelheid aan druk te verwerken, leert hij niets; je kan hoogstens een bestaand gedrag afbreken.
Enfin, daar kunnen we ons iets concreets bij voorstellen.
Maar wat zou het ergste zijn dat je met clickertraining overkomt? Dat je paard totaal oncontroleerbaar wordt, omdat hij voor het voedsel werkt en niet heeft geleerd beleefd te blijven, dat de aangeleerde gedragingen niet in stapjes worden ingedeeld en dus niet door het paard begrepen worden (maar dat gebeurt natuurlijk bij eender welke vorm van paarden trainen), dat de timing off is zodat paarden gedrag gaan aanbieden op een bijzonder gefrustreerde manier.
Ja, het is zeker mogelijk een paard gigantisch te frustreren of oncontroleerbaar te maken. Juist omdat het voor mensen zo zelfbelonend is om te blijven belonen voor steeds hetzelfde, omdat je meegesleept wordt in iets dat fijn begint, maar onderweg z’n doelstelling – FUN -heeft verloren. Lees hier meer daarover.
Ik denk echter dat het paard zélf daar geen blijvende “schade” van ondervindt, behalve dan z’n irritatie op het moment zelf. Het gedrag zal zich immers alleen voordoen in bijzijn van de trainer, die een “cue” is geworden voor frustratie. En de trainer? Die straft uiteindelijk zichzelf: het is niet fijn om met een boos paard te werken. Ondanks het gebruik van bridge en wortels zal de training fout beginnen gaan. De mensen die dergelijke trainingsfouten maken houden dan ook op met clickertraining – en gaan weer voort met het “veilige” gebruiken van druk om dingen gedaan te krijgen. Frustratie wordt daar immers simpelweg onderdrukt door een zwiep met het touw of een mep met de zweep op tijd en stond. Maar dat zijn we gewoon, dat vinden we normaal – de meeste mensen hebben immers geen flauw idee van hoe een écht vrolijk en vrijdenkend paard er uit ziet.
De tweede manier is iets dat eigenlijk niets te maken heeft met de keuze van de leermethodiek, maar alles met een veeleisende, niet aflatende drang naar perfectie, onmiddellijkheid, blinde gehoorzaamheid zonder enig gevoel voor wie en waar het paard is. Ja, je kan paarden manipuleren op een compleet paardonvriendelijke manier. Ook met positief bekrachtigen. Het aantal paarden waarvan perfectie, onmiddellijkheid, en blinde gehoorzaamheid wordt verwacht door middel van positieve bekrachtiging zijn echter onwaarschijnlijk dun gezaaid. Ze bestaan misschien wel, maar ik ken ze niet. Ik denk dat dergelijke trainers liever onbarmhartig trainen met zwepen en sporen, want forceren gaat nu eenmaal sneller met geweld.
De juiste oplossing is je verdiepen in wat clickertraining wérkelijk hoort te zijn. Je huiswerk maken. Beseffen dat clicker en voer een middel zijn, en geen doel. Misschien les vragen van iemand die wérkelijk weet wat clickertrainen is (en dat is niet wat je plots overal links en rechts op sites ziet opduiken, nu belonen met voer in de mode komt). En als je dat niet wil, tja – dan hou je er beter mee op. En soms is dat maar beter voor het paard ook.