Het trainingsplan
De details van hoe je zelf een trainingsplan kan schrijven staan beschreven in het ‘Denkwerk‘-boek, hoofdstuk ‘Denk. Plan. Doe.’, pag.369-377.
Hieronder, een samenvatting.
● Denk
het ABC (antecedence-behavior-consequence) van het gewenste gedrag helpt je het
doelgedrag te analyseren, zodat je niets aan het toeval overlaat. Dat is de “denk”-fase.
● Plan
het opsplitsen van de criteria, het knippen in stappen, het bepalen van je klikpunten en het kiezen van de concrete beloning bepalen je eigenlijke trainingsplan
● Doe
het eigenlijke trainen in gecontroleerde omstandigheden, waarbij je voortdurend
jezelf evalueert.
Denk
A. Antecedence: wanneer gebeurt het?
Denk goed na: wat triggert dit gedrag? in welke omstandigheden gebeurt het? Wat gebeurt er net voor het (probleem-)gedrag gebeurt? Gaat dat altijd zo, of zijn er plaatsen waar dat niet gebeurt? Of minder erg? probeer zo precies mogelijk te bepalen wanneer wel, en wanneer niet.
Bijvoorbeeld: als ik in de rijbaan kom (het zou ook kunnen zijn “maar alleen als er hindernissen staan” of “bij het begin van de groepsles, maar niet als ik alleen ben”); als ik wil opstappen.
Maar: dat is véél te algemeen, daar kan je niks mee.
Denk vérder terug, en veel preciezer. Wanneer precies gaat hij bewegen? Je zegt opstappen, maar wanneer exact? Als je in het zadel gaat zitten? Of nog eerder, op het moment dat je je been over z’n rug wil zwaaien? Nog verder terug misschien? – als je je voet in de beugel zet? Hoe ver moet je teruggaan in jouw opstapritueel voor hij NIET gaat bewegen?
Hij blijft nog staan als ik teugel en zadel vastpak, en mijn voet ophef. Hij gaat bewegen zodra ik mijn voet hoger ophef om hem in de beugel te zetten.
B. Behavior: wat gebeurt er precies?
Beschrijf niet wat er niet gebeurt; beschrijf wat er wél gebeurt.
Dus niet: hij wil niet stilstaan als ik opstap, maar:
als ik wil opstappen gaat hij in stap voorwaarts.
C. Consequence: waarom doet je paard dat?
Niet “om je te pakken” of “hij wil gewoon niet meewerken” of “het is een rotbok, hij moet gewoon luisteren”. Je paard doet wat hij doet omdat het hém een oplossing lijkt voor een situatie die hij niet wil. Bekijk het vanuit zijn standpunt. Formuleer wat je paard eraan heeft om te doen wat hij doet.
Bijvoorbeeld: als hij gaat stappen, moet ik mijn voet weer uit de beugel halen zodat ik niet kan opstappen. Hij wil dus dat je niet opstapt.
Zijn beloning zal dus zijn: dat je niet opstapt. Versterk als dat kan die beloning met een voerbeloning om het goede gedrag extra te markeren.
We hebben dus nu het ABC van dit gedrag opgesteld: we kennen de rechtstreekse oorzaak van het gedrag* , wat hij precies doet, en waarom hij het doet.
Van daaruit zijn er een aantal eenvoudige vuistregels om te bepalen hoe je trainingsplan eruit gaat zien.
Plan
1. Bepaal het beginpunt
Ga terug naar waar het goed ging en bouw vandaar weer op in kleinere stappen.
Je paard blijft dus nog staan als je je voet opheft, maar niet als je hem in de beugel zet. Daar begin je dus!
2. Bepaal de stappen
Als hij een klein beetje wil meewerken aan opstappen (wat ik wil), stap ik niet op/stap ik er weer af (wat hij wil). Je zal kunnen opstappen, en hij zal blijven stilstaan, omdat hij weet dat hij daarvoor beloond wordt met weer afstappen.
Het hele gedrag, van dat allereerste beginpunt tot het eindpunt knippen we in kleine stappen, elk met hun criterium. Dat zijn je klikpunten, de momenten waarop je bridget en daarna wat meer vraagt. In het begin zit er drie seconden tussen opstappen en afstappen, maar dat wordt al heel snel een uur, met allerlei oefeningen erbij.
3. Zet het op cue
Lees meer over cues en over stimuluscontrole.
Doe
1. Zet jezelf op voor succes.
Voorkom zoveel mogelijk al die dingen waarbij jij en/of je paard in je training kan gestoord of afgeleid worden, en organiseer jezelf ook zo dat je geholpen wordt door je omgeving.
Bijvoorbeeld dat er geen andere paarden in de buurt zijn om naar te hinniken of naartoe te trekken. Dat je de trailer zo naast een muur zet dat je paard al geholpen wordt in de richting van de trailer te denken ook al staat hij er nog buiten. Dat je je eerste loswerken in een zo klein mogelijke ruimte doet, en niet op de wei. Dat je een kegeltje in de hoek zet waar je paard achterdoor moet in een wending.
2. Shape
Ga trainen!
3. Evalueer
Werkte het? Heb je je aanpak moeten aanpassen?
En na een week: gaat je paard vooruit, of eigenlijk niet?
Na een maand: ben je nog even precies?
Een trainingsplan als dit gaat alleen over de rechtstreeks oorzaak van gedrag, en niet de dieperliggende redenen die een paard kan hebben; ook dat hoort bij de bredere aanpak van het gedrag. Bijvoorbeeld in dit geval: misschien heeft het paard wel een hekel aan de manier waarop je in het zadel ploft en wil hij dat voorkomen. Misschien is het probleem nog veel breder dan dat, namelijk: wat gebeurt er allemaal met hem nadat je bent opgestapt, in dat uur rijden?
Dit trainingsplan pakt dus een symptoom aan; het is de eerste stap tot een oplossing. Maar het is aan jou om je ogen niet te sluiten voor het grotere plaatje; ook van die kant moet je aan de oplossing werken.
Wil je leren trainingsplannen maken, niet alleen per oefening maar ook over een langere periode, ga dan eens kijken bij de cursussen.